Staal


staal

“Noch ist es tag, da ruhe sich der mann,

Die nacht tritt ein, wo niemand wirken kann.”

— Goethe

Zonnestraal woonde in een buurt vol fabrieken en rokende pijpen. Doordeweeks was er veel geluid. De golvende klanken van de walserij, de ijzerwerkplaatsen en het drukke verkeer, de schepen in het kanaal en de spelende kinderen die zich niet bewust waren van deze geluidschaos.                                                                Het contrast met de zondag was groot. De doodse stilte die er dan heerste was een welverdiende rust voor het oor. ‘s Ochtends ging Zonnestraal naar de kerk wat een eeuwigheid leek te duren. Het viel Zonnestraal op dat de mensen die preekten het woord eeuwigheid ook veel in de mond namen. Zonnestraal zat altijd naast Accu in de kerk. Op een zondagochtend keek Zonnestraal vanuit de eeuwigheid op Accu’s horloge. Hij concentreerde zich op de secondewijzer en deed hem in zijn hoofd na. Zonnestraal tikte nu zachtjes mee en het viel hem op hoe zijn omgeving en de preek soms in het ritme leken te bewegen.                       Voordat Zonnestraal en Accu naar de eeuwigheid gingen, luisterden ze altijd na de radio. Zonnestraal ging hier altijd extra vroeg voor uit bed. Accu die een instrument bespeelde praatte honderduit over dit fenomeen maar voor Zonnestraal had muziek iets vreemds. Muziek kon je horen net als Accu’s stem, alleen had het geen lichaam. Het was een wezen zonder lichaam. En als men in de kerk sprak over onzichtbare krachten, dan moest Zonnestraal altijd aan muziek denken, het wezen zonder lichaam. Op een nacht kreeg Zonnestraal een droom. Het was niet een gewone droom waar zich dingen in afspeelden maar het was een beeld. Dit beeld was zo intens alsof het leek dat het in zijn geest getatoeëerd werd. Zwetend werd hij wakker en op zijn netvlies stond een mannetje met een petje en een grote trommel op zijn rug op een wolk. Dagen erna dacht Zonnestraal nog aan de droom. Hij had dit aan Accu verteld maar die zei dat dromen bedrog waren. Maar daarmee was het beeld niet ontkracht van het mannetje met de trommel op zijn rug. Zelf wist Zonnestraal ook niet wat hij er mee aan moest. Hij kende alleen mannetjes met trommels op hun buik. Ze liepen in een lange rij en maakten wandelend muziek, ook droegen zij allen dezelfde kleren alsof het een meerling betrof. Zijn aantrekkingskracht naar deze familie was niet groot, eerder boezemde het hem angst in. Accu had verteld dat deze familie een fanfare heette en toen Accu dan ook voorstelde aan Zonnestraal om zich daar bij aan te sluiten was de schok compleet.

Dit kon nooit de bedoeling zijn van Zonnestraal’s droom.

Zonnestraal probeerde de droom te vergeten maar na een tijdje zag hij zijn eigen gezicht steeds vaker weerspiegeld in de ruit van de muziekwinkel die een eind uit de buurt lag. Hij bestudeerde trommels en zag hoe op de grote trom andere trommels gemonteerd waren. De ronde vormen hadden een aantrekkingskracht als betrof het een levend wezen. Één keer zou hij dit wederom meemaken. Dat was op het moment dat hij zijn onschuld verloor en het andere geslacht voor hem veranderde in een opponent. Aangezien hij niet op Accu’s aanbod om bij de fanfare te gaan spelen was ingegaan waren de trommels geenszins verdwenen, hij was in zijn hoofd gaan trommelen. Al snel ontdekte hij ritmische structuren in de zinnen die mensen uitspraken. Geluiden waren geen onsamenhangend geheel. Integendeel, hij ontdekte steeds meer patronen in de lawaaierige buurt waar hij woonde. Na verloop van tijd begon Zonnestraal zijn behoefte te bevredigen door drumstokken uit hout te snijden, blikken waar augurken in hadden gezeten en die hij bij de visboer op de kop tikte, overspande hij met oude lekke binnenbanden welke hij bij een garagebedrijf had losgepeuterd. Tentstokken werden stands en een oude tamboerijn kreeg de functie van ride of hihat. Het eindeloze drummen was begonnen, tot groot ongenoegen van zijn omgeving. Als in eeuwigheid vulde hij elk gaatje op met trommelen.

 

 

“Staal” is een soundscape van geluidsherinneringen met een vrije drum improvisatie over de jeugdbuurt in Utrecht, waar The Greenman opgroeide.

Recorded by The Greenman at the telephone-bunker, Green in Blue, in Leerbroek.

 

 

© All rights reserved